Jan Theun van Rees

blog 5

Als het tijd wordt om vanuit het gebouwtje de omgeving te verkennen, doe ik dat bijna als een kat. Eerst loop ik rond het gebouwtje en fotografeer het van alle kanten. Dan verlaat ik het terrein en loop door het dorp naar het kerkje op de heuvel, waar elk halfuur het ‘carillon’ uit drie megafoons klinkt. Het laatste stukje naar de rug van de heuvel zijn de bomen pas gerooid en is de grond omgewoeld. Telkens als ik weer wat hoger ben zoek ik in het dal naar het gebouwtje en zie het weer staan, tot het niet meer is dan een minuscuul vlekje in een groen vlak. 

Het wandelen heeft mijn voorkeur, maar ik ben ongeduldig en trek er ook met de auto op uit. Bij elk dorpje stop ik, loop rond en kijk. Overal zie ik nieuwe huizen, met daartussen leegstaande panden in verschillende stadia van verval, tot met restanten van wat vroeger schuren of woningen moeten zijn geweest die volledig door braamstruiken zijn overwoekerd. Naast de mogelijke maatschappelijke implicaties van nieuwe villa’s en verwaarloosde stulpjes die naast elkaar bestaan doen al die gebouwde constructies en het verval mij denken aan een bos, waar jonge scheuten omhoog schieten tussen de vermolmde stronk van een omgewaaide boom. Ik ben gefascineerd door het proces waarbij een gebouw langzaam wordt opgenomen in het landschap. 

Hoewel het thema van de gebouwde constructie in relatie tot het landschap wel aansluit bij het zoeken naar de relatie tussen ‘mijn’ gebouwtje en haar omgeving, is het bestuderen van bouwvallige huizen niet wat mij voor ogen stond toen ik aan dit deel van het project begon. Ik vind het moeilijk om onder woorden te brengen hoe ik dat dan wel zie. Het zal zeker ook te maken hebben met de tijd van het jaar. Het is immers winter en hoewel voor ons mild, zien veel Portugezen met somber weer geen reden om op te staan en blijven in bed. Ook nadert het Kerstfeest. Elk dorp heeft bij het kerstfeest haar eigen tradities die terug gaan tot zover als men zich kan herinneren en waarbij  de viering van de winterwende centraal staat. Het landschap heeft een andere atmosfeer dan in de zomer. ’s Ochtends heeft de zon moeite om door de nevels heen te breken. Zij geeft nog wel warmte, maar de momenten dat dat gebeurt zijn spaarzaam. De schaduwen zijn niet scherp maar wel diep, donker en kil. Als de zon ’s middags achter de heuvel is verdwenen schijnt zij onder het zware wolkendek door, dat in vele tinten rood oplicht als een landschap dat ondersteboven in de lucht hangt. Stapelwolken vol regenbuien doen mij altijd al denken aan onbereikbare woeste bergen, maar hier versmelten de heuvels en de bergkam in de verte met het silhouet van de de wolken. Het landschap wordt fictief, zoals bij de schilderijen in de kerken waar achter de heiligen zich Arcadische landschappen ontvouwen die lijken op de stapelwolken aan de horizon. Je zou kunnen doorlopen tot in de hemel.

Als ik naar het ‘werkelijke’ landschap kijk, dan bestudeer ik wat zich daarin bevindt, wat mij interesseert en hoe ik dat kan vastleggen, maar het zwerven door het landschap doe ik kennelijk in mijn fantasie, door naar de wolken te kijken, of naar een schilderij. Dat spanningsveld tussen waarnemen en dromen beheerst alles wat ik doe, al gedurende mijn gehele (werkzame) leven.

Het lijkt erop dat ik het interieur van het gebouwtje ben gaan zien als een metafoor voor de werkelijkheid. Wat er ‘’buiten’’ is, is dan een ander soort realiteit. Ik ben naar buiten gegaan, heb veel gezien, maar ik heb het landschap van mijn fantasie niet gevonden. Zodoende keer ik weer terug in het gebouwtje. 

In een poging om het uitzicht van het gebouwtje te laten aansluiten bij het fictieve landschap in mijn hoofd begin ik het raam af te dekken met patroon papier. Wellicht schatplichtig aan Gerard, die een prop papier in het raam plaatste, vul ik het raam met samengebalde stukken patroon papier. Het licht dringt op verschillende plaatsen door het papier heen, andere delen blijven donker.  Als ik het opgevulde raam fotografeer, ontwaar ik een vreemd landschap met een turbulente compositie waarbij alles in beweging is. De vele lagen patroonpapier zorgen voor een rijk geschakeerde tonaliteit. De grillige vormen stellen niets voor, maar je kunt er van alles in zien.

Het vullen van het raam gaat niet eenvoudig, keer op keer trekt de wind het papier uit de sponning en ik heb al mijn aandacht nodig om het raam gevuld te krijgen. Het is niet mogelijk om naar een voorstelling toe te werken. En toch ontstaan er beelden, die in beweging zijn en telkens anders, zoals wolken dat zijn.

blog 4

Als ik niets kan doen tijdens de regenbuien ga ik plannen maken, bedenken wat ik zou kunnen doen. Niet in staat om te werken wellen plannen op die steeds groter en steeds minder realistisch zijn. ’Werken’ betekent dat ik mijn fantasie test aan de werkelijkheid. De megalomanie van de geest wordt bestreden door te mislukken en met de brokstukken van grootse plannen iets werkelijks te bouwen, iets tastbaars. Werken is voor mij belangrijk om met mijn benen op de grond te blijven staan.

Wanneer de zon verschijnt, verdampen alle plannen en kan ik eindelijk gestructureerd aan de slag met de pin-hole projecties. Na enkele dagen test opnames maken ontstaan de beelden, anders dan ik mij had kunnen voorstellen. In het felle zonlicht, terwijl de aarde nog doorweekt is van de gevallen regen, zijn alle kleuren verzadigd en diep. Het is verrassend om dit ook terug te zien op de foto die ik van de projectie maak. In de schemering van de camera obscura  zijn de kleuren voor het menselijk oog nauwelijks zichtbaar.

Ik zet de deur van het huisje open en dek de opening af met een zwart dekzeil. Het toegevoegde gaatje zorgde voor een heldere projectie. Deze combineer ik nu met de opening in het raam. Het uitzicht naar het noorden wordt zo gecombineerd met het uitzicht naar het oosten. De kleuren zijn meer verbonden dan bij de eerste projectie, het totale beeld oogt abstracter, alsof we in een stap van Van Gogh bij Cezanne terecht komen.

Nadat ik de buitenwereld bij het gebouwtje naar binnen heb gebracht is het vervolgens de bedoeling om ‘van binnen naar buiten’ te gaan. Voor aanvang van deze werkperiode had ik er nog geen idee van hoe dat eruit zou komen te zien. Door tegenwerking van het weer leek de camera obscura het hoofddoel te zijn geworden in plaats van het startpunt.

In de meest directe zin van het woord betekent ‘van binnen naar buiten’ het raam openen en naar buiten kijken, dus dat doe ik. Het licht en de kleuren overweldigen mijn aan het duister gewend geraakte ogen, ik stap naar achter, weg van het raam. 

Hoe nu verder? Een foto maken voldoet niet. Ondanks de nabijheid van hetgeen ik door het raam zie voelt het uitzicht ver weg. Ik voel de behoefte om een verbinding met de buitenwereld te maken door iets te doen, zoals ik vroeger als middelbare scholier met aquarel de kleuren probeerde te mengen die in overeenstemming met mijn waarneming waren. Een foto wordt meer gezien als een platte registratie van wat er te zien is en de kleuren die er zijn, maar er is evenveel concentratie nodig om een foto te maken die in overeenstemming is met je waarneming. 

Daarom begin ik kleine glazen potjes te vullen met water, dat ik kleur door Ecoline toe te voegen, in een poging de kleuren uit het landschap te benaderen. Gestapeld in het raamkozijn vormen zij een afscheiding ten opzichte van de omgeving buiten en vloeien er ook mee samen, alsof interpretatie en registratie verenigd worden.

’s Ochtends, met de auto op weg naar het stadje Arganil om boodschappen te doen, zijn lagere delen op de helling nog in nevelen gehuld. We rijden door de mist, waar de zon nauwelijks doorheen breekt. Spectaculaire lichtstralen door de bomen heen zorgen voor een betoverend schouwspel. 

Als ik de volgende ochtend het huisje schoonveeg vult de ruimte zich met een enorme stofwolk waardoor het invallende zonlicht plotseling een bijna tastbare lichtbaan door de ruimte trekt, precies zoals de ochtend ervoor tussen de bomen.

De dag daarop volg ik hoe het zonlicht gedurende de ochtend de ruimte doorklieft, tot de zij voorbij is getrokken. Met de foto heb ik een ervaring in het landschap buiten het huisje naar binnen gehaald. Maar ben ik nu ook daadwerkelijk naar ‘buiten’ gegaan? Ik kom toch telkens weer terug in dat huisje.  

Blog 3

Voor met werken aan te vangen maak ik een wandelingetje langs het Eucalyptus bos dat achter het landje begint. Al lopend fotografeer ik van alles dat mij opvalt. Op een foto blijkt mijn telefoon een bijzondere lensflare te produceren door een soort bloem te laten verschijnen rond de zon. 

Het maken van een camera obscura is het startpunt voor het creatieve proces dat ge durende de komende weken moet komen, met het gebouwtje als centrale focus. Een foto van een camera obscura verenigt het interieur en de wereld buiten in een enkel beeld. Op zich ben ik altijd huiverig om deze techniek toe te passen omdat er al heel erg veel mee is gedaan. In dit geval vind ik het functioneel, als mijn ‘kennismaking’ met de locatie en het omringende landschap. 

Tijdens het verduisteren zijn al veel lichteffecten en ‘verstoorde’ projecties te zien. Het werk gaat traag omdat ik de tijd neem ook daar naar te kijken. Het sluiten van een luik voor een raam is zo al een spannende bezigheid.  Als ik bij het verduisteren ook het sleutelgat in de deur moet afplakken bedenk ik mij dat een sleutelgat ook een mooie opening voor een projectie kan zijn. Er is dan sprake van een ”keyhole-camera”. Een term met een voyeuristische klank die mij wel bevalt.  Zo ontstaat het voornemen voor een tweede projectie, naast de ‘reguliere’ pinhole.

Voor een goede foto van een pin-hole is veel licht nodig, wat betekent dat de sluitertijden heel lang zijn. Het weer werkt gedurende de week niet mee. Regelmatig betrekt de lucht als ik net begonnen ben aan een projectie, zodat alle moeite tevergeefs is. Op een grijze dag besluit ik de opening  in het raam te vergroten. Ik heb weinig fiducie in het resultaat want er is weinig contrast in het grauwe landschap, maar de grijze lucht is in ieder geval stabiel. Het resultaat is verrassend: het landschap in gedempte tonen lijkt bijna een Ruisdael. 

De projectie van het sleutelgat blijft echter problematisch. Er is wel degelijk een projectie zichtbaar, maar er is te weinig licht om deze op de foto goed zichtbaar te maken. 

In de loop van de week probeer ik het telkens opnieuw maar raak steeds opnieuw gefrustreerd. Na een week besluit ik het op te geven.  

”Al is een idee nog zo goed, als het niet werkt dan werkt het niet”

Blog 2

Als het na twee dagen vol regen opklaart kan ik de heuvel afdalen en eindelijk het gebouwtje  van dichtbij zien, er omheen lopen, aanraken en de deur openen met de gouden sleutel.

Zodra ik naderbij kom valt de partij rode dakpannen op die hoog tegen de buitenmuur opgetast ligt; het nutteloze gebouwtje ondersteunt de werkloze dakpannen. Ienke voelde irritatie bij de aanblik van de dakpannen omdat deze van het gebouwtje een schuurtje maken. Ik kan met haar meevoelen, maar ben huiverig ze te verplaatsen. Het lijkt eenvoudig, maar voelt een beetje als een schaakspel; zodra je een stuk aanraakt moet je het verplaatsen. Daarbij is het een flinke klus en onduidelijk waar ze heen zouden moeten, ook al liggen her en der op het terrein stapels dakpannen, langs muurtjes en in schuren.

Gerard verklaart in juni het gebouwtje tot ‘Sokkel van het Moment’. Hij snijdt de letters ”Socle du Moment’ uit papier en bevestigt het vel met de uitgespaarde letters op de blinde muur van het gebouwtje. Dan maakt hij een foto. Het is een sterk beeld. Gras en lucht vormen een fraai passe partout rond de betonnen muur. Aan de rechterzijde van de muur zijn de dakpannen niet te zien, die heeft hij voor voor het maken van de foto verwijderd en daarna weer netjes terug geplaatst, alsof alles moet blijven zoals het is.

Al mijn voorgangers lijken ervan te zijn uitgegaan dat het gebouwtje in oorspronkelijke staat moet worden overgedragen, met inbegrip van de dakpannen. Daarmee zijn deze onderdeel van het gebouwtje en is het simpelweg verplaatsen geen optie (wellicht moet Anne-Marie ook nog een hoeveelheid mini baksteentjes fabriceren om haar maquette te completeren 🙂 Door de ”dakpannen-kwestie” realiseer ik mij dat ik mij wellicht ook met het gebouwtje als object bezig moet houden. Omdat dit voor mij een geheel nieuw terrein is besluit ik hier op een later moment tijdens mijn verblijf op terug te komen. Voorlopig richt ik mij op de binnenkant van het gebouwtje.

Wordt een ruimte  op een enkele kleine opening na geheel verduisterd, dan zorgt dit gaatje voor een omgekeerde projectie van het uitzicht, die zich over vloer, muren en plafond uitstrekt. Een camera obscura geldt hetzelfde principe als bij een reguliere fotocamera: hoe kleiner het gaatje, hoe donkerder, maar ook hoe scherper de projectie. Omgedraaid, zal bij een steeds grotere opening de projectie steeds lichter en vager worden. 

In het verleden heb ik met dit principe geëxperimenteerd en realiseerde mij dat ook zonder te verduisteren, er altijd een projectie aanwezig is. Al gaat het slechts om een kleurzweem die zich over de muren uitstrekt, het invallend licht zorgt altijd voor een verbinding tussen het interieur en de buitenwereld. 

Zodoende besluit ik om het werken in het huisje te beginnen met het vervaardigen van een camera obscura en op die manier de omgeving en de ruimte in het gebouwtje met elkaar te verbinden, om vervolgens te proberen het resultaat fotografisch vast te leggen. 

gebouwtje met opkomende regenbui

Blog 1

Na twee dagen door een tunnel van regen, laaghangende bewolking en natte sneeuw gereden te hebben, werd op de derde dag Portugal en het eindpunt in Murganheira met een stralende zon bereikt. De volgende ochtend is het dal waar wij over uitkijken met nevel gevuld en al gauw valt de regen, die pas tegen de avond zal stoppen.

Gedurende de dag heb ik alle blogs van mijn voorgangers gelezen. Tot nu toe had ik mij daarvan weerhouden om mijn eigen voorbereiding niet door de ervaringen van anderen te laten sturen. Inmiddels is het dorp, het landschap en vooral het gebouwtje waar het allemaal om draait tot een realiteit geworden: het staat buiten, zo’n vijftig meter verderop. Half verscholen achter struikgewas  kan ik het door de regenvlagen zien liggen. 

Ik besef mij dat ik de laatste deelnemer aan dit project ben. Teruglezend kan ik zien hoe de contouren van het project IN SITU vorm krijgen. De overige vijf deelnemers hebben hun keuzes gemaakt en hun pad bewandeld. Vanuit mijn positie zie ik dwarsverbanden en contrasten, als de manier waarop het gebouwtje is gebruikt en de thema’s die daarbij opspelen met elkaar worden vergeleken. 

Hoe verhoudt Ienke’s meditatieve overpeinzingen, over de vraag of zij als passant onderdeel van deze omgeving kan worden zich tot Simone’s monniken arbeid om verbinding met de natuur te maken door haar een gekopieerd verhaal aan te bieden?

Hoe verhoudt het weloverwogen en ’talige’ fundament van Gerard Koek zich tot de frivole knip en plak teksten van een (zelfbenoemde) ‘ondoelmatige scharrelaar’ als Ernie Bossmann ?

Of sluit de soms wat cerebrale benadering van Gerard meer aan bij de beschouwende inslag van Ienke en komt Ernie al rommelend dichter in de buurt van Simone’s oog voor het kleine dat zich voor je voeten afspeelt?

En hoe past Anne Marie van Sprang hier tussen? Zij is niet gegaan, heeft een poging gewaagd om  het huisje naar haar atelier toe te gaan. Doordat het gebouwtje zich nu ook in haar atelier in Middelburg bevindt, is zij niet gebonden aan de tijdslimiet van een maand. In die zin is zij een buitenbeentje.

Het idee dat het huisje in Murganheira, Portugal zich op twee plekken tegelijk kan bestaan trekt mij zeer aan. Ik ben benieuwd hoe het Middelburgse gebouwtje zich verhoudt tot de realiteit zoals de overige deelnemers die hebben ervaren. 

Blog 0

Nog twee dagen voor het vertrek naar Portugal. In het dorpje Murganheira, zo’n veertig kilometer ten oosten van Coimbra ligt het ‘beloofde landje’ met daarop het ‘nutteloze huisje’. De gehele maand december is het mijn beurt om mij met dit doelloze gebouwtje bezig te houden. 

Het denken over dat gebouwtje begon al twee jaar geleden. telkens gooide Corona roet in het eten en ook deze keer spant het erom. Voor 1 december moet de grens met Portugal gepasseerd zijn om onnodige testverplichtingen aan de grens te voorkomen. 

Veel projecten heb ik in gedachten al uitgevoerd. Het hele gebouwtje heb ik al in aluminium verpakt zodat het in het volle maanlicht oplicht in de nacht, aan een tafeltje heb ik duizend pentekeningen gemaakt, de wanden met plastic afgeplakt heb ik het gebouwtje vol water laten lopen, van het gebouwtje een camera obscura gemaakt, en nog zo wat.

Als ik in een ruimte sta met de bedoeling een foto te maken, sta ik daar eerst maar een beetje. Ik sta niet meditatief de ruimte in mij op te nemen, noch ben ik bezig met composities en beelduitsneden te maken en ik sta daar al helemaal niet de verhoudingen van de ruimte berekenen. Ik sta echt doelloos maar een beetje te lummelen. dat kan soms meer dan een uur duren. Graag zou ik er een diepere betekenis aan geven, maar die is er niet. Ik kom gewoon traag op gang. 

Maar zoals het lummelen bij het fotograferen hoort, horen die ideeën, die zich van tevoren opdringen er ook bij. Je zou kunnen zeggen dat ik mij van tevoren zou moeten leeg maken, maar als je iets wilt loslaten, moet je wel weten wat je eigenlijk vast houdt. Zo stel ik mij voor dat ik de eerste dag het gebouwtje zal betreden, zoals ik in gedachten al vele keren heb gedaan. Alle ideeën komen naar boven geborreld en een voor een zullen zij verdampen in het aanzien van de werkelijkheid die zich na twee jaar eindelijk aandient. 

IK kan nauwelijks wachten.